Erasmus van Rotterdam

image
Erasmus onderhield een ingewikkelde relatie met zijn geboortegrond. Hij noemde zich bij voorkeur Desiderius Erasmus van Rotterdam, maar liet zich herhaaldelijk negatief uit over de boerse manieren en wansmaak van zijn stad- en landgenoten.

Hij werd waarschijnlijk in 1469 geboren als de bastaardzoon van een priester. Daarmee lag een toekomst als monnik voor de hand. Na zijn opleiding in onder andere een kostschool van de Broeders van het Gemene Leven kwam hij in het augustijner klooster Steyn bij Gouda terecht. Erasmus waardeerde de bibliotheek van het klooster en dompelde zich onder in de klassieke Oudheid via het werk van klassieke auteurs en Italiaanse humanisten. Die laatsten brachten met hun grote geleerdheid en kritische benadering de oudheid dichterbij dan ooit tevoren.

Maar het kloosterleven met zijn strenge regels en verplichtingen benauwde hem. Zijn buitengewone kennis van het Latijn gaf hem de mogelijkheid het klooster te verlaten. Erasmus reisde als zelfstandig geleerde door grote delen van Europa, levend van de opbrengsten van zijn geschriften en de gunsten van een groeiende schare bewonderaars. Via een uitgebreid correspondentienetwerk stond hij in contact met vrienden, gelijkgestemden en informanten. In 1500 schreef Erasmus de Adagia, een van de eerste bestsellers van de nog jonge drukpers. Deze verzameling klassieke spreekwoorden bood de lezer een snelcursus in de humanistische levensstijl en denkwijze. Daarnaast publiceerde hij nog etiquetteboeken, vorstenspiegels, samenspraken en traktaten die heersers en burgers moesten opvoeden tot wijze en verantwoordelijke christenen. Zijn Lof der Zotheid uit 1509 stak de draak met de wijze waarop de mensheid eigenbelang voorop stelt.

Als eerste paste Erasmus de humanistische tekstkritiek toe op christelijke teksten. Hij leerde er speciaal Grieks voor om de werken van de vroege kerkvaders en het Nieuwe Testament in hun oorspronkelijke taal te kunnen lezen. Een reeks van nieuwe kritische edities van vroege christelijke teksten was het resultaat, waaronder een nieuwe uitgave van het Nieuwe Testament in het Grieks met een nieuwe Latijnse vertaling. Met deze Novum Instrumentum nam hij nadrukkelijk afstand van de Vulgata, de officiële kerkelijke vertaling, en verdedigde hij het recht de bijbel kritisch te benaderen met de bedoeling de beleving van het geloof te versterken. Hij hoopte dat iedereen ooit de bijbel zou reciteren – de boer tijdens het ploegen, de wever aan zijn weefgetouw en de reiziger tijdens zijn reizen; zelfs vrouwen moesten de bijbel lezen. Een rustige, sobere devotie, voortkomend uit innerlijke bezinning, dat was zijn ideaal.

In de polarisatie die vanaf 1517 volgde op het optreden van de kerkhervormer Maarten Luther wilde of durfde Erasmus geen keuze maken. Hij was niet bereid met de katholieke kerk te breken en hoopte dat de ontstane verschillen met gezond verstand te overbruggen waren. Het leverde hem kritiek op van beide zijden. In de zomer van 1536 overleed hij, in het woonhuis van zijn Bazelse drukker Froben.

Karel V 1500 – 1558

karel-v-02

Karel was nog maar zes jaar toen hij de Nederlanden erfde. Zijn tante Margaretha van Oostenrijk werd belast met de landvoogdij over de Nederlandse gewesten. Zij was een zeer ontwikkelde,in politiek geïnteresseerde dame. Margaretha hield hof in Mechelen. Karel V werd in 1515 meerderjarig verklaard en nam het bestuur van haar over. Maar niet voor lang. In 1517 vertrok Karel naar Spanje om daar het koningschap op zich te nemen. Margaretha werd weer landvoogdes van de Nederlanden. Het was een relatief rustige periode. De gewesten en daarbinnen de steden functioneerden allemaal op hun eigen wijze, hadden hun eigen regels. De dagelijkse gang van zaken in de gewesten was in handen van de stadhouders, als vervangers van de landsheer.
Karel V reisde heel wat af in zijn grote rijk. Op nog steeds jonge leeftijd – 19 jaar – werd hij ook koning en keizer van het Duitse rijk, waar delen van Italië bij hoorden. In 1531 was hij voor een langere periode terug in de Nederlanden. De aanleiding was treurig: landvoogdes Margaretha van Oostenrijk was overleden. Karel verbleef voornamelijk in Brussel en zorgde van daaruit voor een nieuwe plaatsvervanger, zijn zuster Maria van Hongarije. Omdat zij nogal onervaren was, kreeg zij verschillende raden van advies naast zich. Een Raad van State, een Geheime Raad en een Raad van Financiën. In de Raad van State benoemde Karel V alleen hoge adel. Een slimme zet. Hij wilde het centrale gezag in Brussel versterken en haalde zo alvast eventuele oppositie het eigen kamp binnen.
Met de aspiraties die Karel V had voor zijn grote rijk was er altijd wel wat te veroveren of te verdedigen. Zo breidde hij de Nederlanden uit met nog vier gewesten. De 17 Nederlanden werden ze genoemd, die min of meer als een eenheid werden beschouwd. Veel gewesten en steden wilden wel hun rechten en vrijheden behouden. Zij hadden blijvende conflicten met het centrale gezag.

Karel voerde zijn hele leven oorlog tegen Frankrijk. Deze bijna voortdurende strijd was belangrijk voor de Nederlanden, die immers aan Frankrijk grensden. Vanuit Spanje leverde hij regelmatig slag tegen het oprukkende legers van het Ottomaanse Rijk. Hier moesten de Nederlanden ook aan meebetalen. Dat ging niet altijd van harte. Fellere kritiek kreeg hij op zijn strenge vervolgingen van de protestanten, vooral in de laatste jaren. Zijn ‘bloedplakkaat’ uit 1550 liet de ‘ketters’ geen enkele ruimte. Wie aantoonbaar de nieuwe leer aanhing, kon het beulszwaard verwachten. Of op de brandstapel het leven laten.
Karel V was op. Moe van het eeuwige reizen. Teleurgesteld dat hij van zijn landen geen katholieke eenheidsstaten had kunnen maken. In 1555 deed hij een voor die tijd opmerkelijke stap. Hij trad af. Hij had besloten dat zijn zoon, Filips II, hem in de Nederlanden en Spanje zou opvolgen. Zijn broer Ferdinand zou het Rooms-Duitse Rijk overnemen. Zo viel het grote Habsburgse Rijk van Karel V uiteen.

In zijn paleis in Brussel kwamen alle hoogwaardigheidsbekleders bijeen om getuige te zijn van deze officiële abdicatie. Onder de hoogwaardigheidsbekleders waren Filips II, die uit Spanje was gekomen, en een nog jonge prins Willem van Oranje. Zijn ster was rijzende aan het Brusselse hof van Karel V, die veel vertrouwen in hem had.

Leunend op prins Willem van Oranje sprak Karel V de aanwezigen toe. En deed daarbij nog iets opmerkelijks: hij vroeg vergiffenis. Voor zijn fouten en het onrecht dat hij mensen had aangedaan.